Historikerstreit 2.0: wat doen we met de Holocaust?

Na de ‘Historikerstreit’ (1986-1987) woedde de afgelopen jaren in Duitsland de ‘Historikerstreit 2.0’. Marie-José Klaver legt uit wat er in deze actuele discussie over de herinnering aan de Holocaust op het spel staat. Ook denkt ze na over de consequenties van deze strijd voor het Nederlandse literatuuronderwijs.

en Jodenster bij demonstraties tegen coronavaccinaties, of een Capitool-bestormer die een T-shirt draagt met op de voorkant ‘Camp Auschwitz’ en op de achterkant ‘Staff’. Volgens de Britse Holocausthistoricus Dan Stone zijn deze verwijzingen naar de vernietiging van de Europese Joden het bewijs dat onderwijs over de Shoah niet automatisch leidt tot historisch begrip, empathie en bescherming van de mensenrechten. Integendeel, in het post-truth-tijdperk staan slachtoffers van de Holocaust metonymisch voor mensen die zich nu slachtoffer voelen van onderdrukking, schrijft Stone in The Holocaust: An Unfinished History.

Uit het misbruik van symbolen van de Holocaust blijkt hoezeer de vernietiging van de Europese Joden deel uitmaakt van het collectieve bewustzijn. Wat het toe-eigenen van het leed van de werkelijke slachtoffers in recente protesten en opstanden ook laat zien, is dat de Holocaust niet alleen vergeleken wordt met de wreedheden van het stalinisme en het kolonialisme, maar met allerlei vormen van (ervaren) onrecht. Door de populaire herdenkings- en traumacultuur is de Holocaust alomtegenwoordig en duiken de iconische beelden ervan op allerlei onverwachte plekken op. Jodensterren, gestreepte kampkleding, gebogen treinrails, hakenkruizen en prikkeldraad worden zo het ‘steno’ van de Holocaust, dat ook staat voor alles wat mensen tegenwoordig onder het universele kwaad scharen.

Vergelijkingen

In Duitsland wordt al jaren verwoed gediscussieerd over het vergelijken van de Holocaust met de massamoorden van Stalin en de genocides van de Duitse koloniale heersers in Namibië, volkerenmoorden die voor de uitroeiing van de Joden plaatsvonden en daar volgens sommige historici grote invloed op hadden. Deze vergelijkingen vormen de aanleiding voor twee jarenlange debatten in vooral Duitstalige media: de Historikerstreit (1986-1987) en de Historikerstreit 2.0 (2021-2022). In deze debatten rijst steeds weer de vraag of de Holocaust uniek was en wat het antwoord op deze vraag betekent.

De eerste Historikerstreit ontstond toen de conservatieve historicus Ernst Nolte in 1986 in zijn essay ‘Vergangenheit, die nicht vergehen will’ in de Frankfurter Allgemeine Zeitung de uniciteit van de Holocaust relativeerde door te zeggen dat Hitlers vernietiging van de Joden een kopie was van Stalins massamoorden in de goelags. Stalin pleegde ‘klassenmoord’ en Hitler ‘rassenmoord’. Nolte noemde de Holocaust een ‘Aziatische daad’ die misschien wel door Hitler gepleegd is om te voorkomen dat de Duitsers ook slachtoffer van de communisten zouden worden, een uitspraak waarmee de historicus Duitsland minder schuldig maakte en de Holocaust als ‘noodweerexces’ (Ulrich Herbert) interpreteerde. Nolte had er ook moeite mee dat er geen streep onder de Holocaust en het Duitse naziverleden gezet kon worden. Er volgde een publieke polemiek in meer dan duizend artikelen in kranten en tijdschriften. De bekendste reactie op Noltes uitspraken is die van de gezaghebbende Duitse filosoof Jürgen Habermas, die stelde dat Duitsland altijd verantwoordelijk zal zijn voor Auschwitz, waarmee hij de hele Holocaust bedoelde, en dat elke fatsoenlijke Duitser zich tot de massamoord op de Europese Joden moet verhouden omdat het een Duitse misdaad was.

Habermas’ denkbeelden sloten goed aan bij het Duitse streven naar Vergangenheitsbewältigung (verwerking van het verleden) van medio jaren tachtig en de opkomende Erinnerungskultur, die onderwerp werd van de tweede Historikerstreit die in mei 2021 ontvlamde. Onder de titel ‘Der Katechismus der Deutschen’ publiceerde de Australische historicus A. Dirk Moses een polemisch artikel over de Duitse Holocaustherinneringscultuur op de Zwitserse website Geschichte der Gegenwart. Moses, hoogleraar internationale betrekkingen aan het City College of New York, beweerde dat de Holocaust een ‘heilig trauma’ is dat ervoor zorgt dat er niet gesproken wordt over genocides op niet-Joodse slachtoffers. Het gedenken van de Holocaust is volgens Moses verworden tot een vastgeroeste religie die van bovenaf is opgelegd aan de Duitse bevolking en rechtstreeks heeft geleid tot het bevoordelen van Israël. Omdat de Duitse overheid de verantwoordelijkheid op zich heeft genomen om Joden te beschermen, heeft Israël zich kunnen ontwikkelen tot een koloniale macht ten koste van de Palestijnen. Bovendien instrumentaliseert de Duitse elite de Holocaust, aldus Moses, om zich niet te hoeven verdiepen in de wreedheden van Duitse kolonisten in onder meer Namibië.

De genocidewetenschapper ziet in de door de Duitsers gepleegde volkerenmoord op de Herero en Nama in de jaren van 1904 tot 1908 een blauwdruk voor de vernietiging van de Europese Joden. In zijn boek The Problems of Genocide: Permanent Security and the Language of Transgression zet Moses deze theorie uitgebreid uiteen, maar is hij wel vele malen genuanceerder dan in ‘Der Katechismus der Deutschen’. Omdat de Holocaust als het ‘archetype’ van genocide wordt beschouwd, worden genocides die niet lijken op de uitroeiing van de Europese Joden door de nazi’s genegeerd, is de centrale these in Moses’ boek. Voor burgers die het slachtoffer worden van Amerikaanse drones in de ‘war on terror’ en de drie miljoen burgers die omkwamen in de Vietnamoorlog is volgens hem weinig aandacht omdat deze vorm van doden een lage plaats heeft in de hiërarchie van moorden.

Omdat de vernietiging van de Europese Joden niet als universeel model voor genocides en andere massamoorden kan worden gezien, is Holocausteducatie volgens Moses zelf een vorm van kolonialisme geworden.

De aanhoudende aandacht voor de Holocaust als ‘crime of crimes’ zou het voorkomen en herdenken van massamoorden belemmeren die niet zijn ingegeven door een racistisch motief. Holocausteducatie is daar volgens Moses medeschuldig aan. Hij verwijt de Verenigde Naties landen in Afrika en het Verre Oosten via westers georiënteerde scholingsprojecten op te dringen de Holocaust te beschouwen als de ‘universal contemporary reference for extreme violence’. Omdat de vernietiging van de Europese Joden niet als universeel model voor genocides en andere massamoorden kan worden gezien, is Holocausteducatie daarmee volgens Moses zelf een vorm van kolonialisme geworden.

Moses’ kruistocht tegen de herinneringscultuur staat niet op zichzelf. In zijn boek Tränen ohne Trauer: Nach der Erinnerungskultur, dat een paar maanden voor de polemiek verscheen, spreekt ook historicus en schrijver Per Leo zich uit tegen de Holocaust als het dominante narratief in Duitsland. Hij biedt een overzicht van eerdere discussies over de aanwezigheid van de Holocaust in het naoorlogse Duitse bewustzijn en maakt duidelijk dat hij genoeg heeft van de herinneringscultuur omdat die de ontwikkeling van Duitsland zou remmen. Net als Moses in ‘Der Katechismus der Deutschen’ is Leo van mening dat het huidige Holocaustdebat wordt gedomineerd door een linkse elite die geen ruimte biedt aan andere stemmen die ook onder systemisch geweld, genocide of uitsluiting hebben geleden, zoals de LHBTQI+-gemeenschap, zwarte Amerikanen en Duitsers en migranten uit postkoloniale samenlevingen.

Breder herdenken

Ook in de tweede Historikerstreit roert Habermas, inmiddels 93, zich. Je mag de Holocaust vergelijken met andere volkerenmoorden, schrijft de filosoof in een reactie op Moses in Philosophie Magazine, maar dat betekent niet dat alle genocides hetzelfde zijn. Het gaat er niet om of Joodse doden ‘meer slachtoffer’ zijn dan Afrikaanse doden. Alle slachtoffers van volkerenmoorden verdienen evenveel aandacht en respect. Dat Duitsland zich schuldig heeft gemaakt aan misdaden tegen de menselijkheid in Afrika moet volgens Habermas ook tot het nationale Duitse bewustzijn gaan behoren. De Holocaust blijft volgens de filosoof echter historisch gezien uniek omdat Hitler zich tegen een ‘binnenlandse vijand’ richtte. Joden waren in Duitsland staatsburgers met gelijke rechten die tot gevaarlijke mensen werden bestempeld. Ze moesten vernietigd worden zodat Duitsland groot, vrij en welvarend kon worden. Ook in de andere Europese landen van waaruit door de nazi’s en hun handlangers Joden zijn gedeporteerd naar concentratie- en vernietigingskampen ging het om burgers die volgens de oorspronkelijke wetten van de bezette landen gelijk waren aan de andere inwoners. Doel van de koloniale overheersingen was niet het uitroeien van de oorspronkelijke bewoners. Die moesten net als het land en de grondstoffen uitgebuit worden ten bate van de koloniale overheersers. Het was niet de opzet om hen allemaal te doden omdat ze een bepaalde religie of etniciteit hadden. De dood was wel vaak het effect van koloniale uitbuiting.

Geen taboes

Habermas’ standpunt leidt ook de bundel Ein Verbrechen ohne Namen: Anmerkungen zum neuen Streit über den Holocaust van Saul Friedländer, Norbert Frei, Sybille Steinbacher en Dan Diner in. De auteurs weerleggen Moses’ argumenten en polemiseren verder. De vergelijking van de Holocaust met andere genocides, al dan niet in de koloniale tijd gepleegd, is helemaal geen taboe, legt Sybille Steinbacher, hoogleraar Geschichte und Wirkung des Holocaust aan de Goethe-Universität in Frankfurt am Main en directeur van het Fritz Bauer Institut, uit, maar al dertig jaar de wetenschappelijke praktijk op talloze universiteiten. ‘Een vergelijking relativeert of bagatelliseert niet, maar maakt overeenkomsten en verschillen zichtbaar en verschaft zo opheldering en inzicht’, aldus Steinbacher. Moses maakt zelf deel uit van de groeiende beroepsgroep vergelijkende genocide-onderzoekers. Onder meer de Ruhr-Universität Bochum, de Universität Wien, Yale, Berkeley, de Universiteit van Amsterdam en Uppsala Universitet bieden het vak vergelijkende genocidestudies aan. Moses’ boek The Problems of Genocide is bij Cambridge University Press verschenen. In 2010 publiceerde hij samen met Donald Bloxham The Oxford Handbook of Genocide Studies bij Oxford University Press. Van censuur op genocidevergelijkingen of een gebrek aan belangstelling is dus geen sprake.

Moses is niet de enige die de Holocaust in het licht van het kolonialisme plaatst. Eerder deed Jürgen Zimmerer dat al in Von Windhuk nach Auschwitz? Beiträge zum Verhältnis von Kolonialismus und Holocaust (2011). Op deze postkoloniale vergelijkingen van de Holocaust met koloniale gewelddaden gaat Steffen Klävers uitgebreid in in zijn dissertatie Decolonizing Auschwitz? Komparativ-postkoloniale Ansätze in der Holocaustforschung, die al ontstond voor de Historikerstreit 2.0 en nu als paperback is verschenen. Heel nauwgezet onderzoekt de literatuurwetenschapper kenmerken van de Holocaust in koloniale genocides en andere misdaden, en omgekeerd. Hij concludeert dat de Holocaust uniek is en blijft, omdat niet eerder in de geschiedenis een staat een vijand creëerde die geen enkele bedreiging vormde en desalniettemin volledig uitgeroeid moest worden. Uniek betekent volgens Klävers niet dat de Holocaust bovenaan een hiërarchie van genocides staat of dat aandacht voor de Holocaust betekent dat andere genocides en massamoorden minder aandacht zouden verdienen, en ook niet dat er nooit weer zo’n grootschalige en irrationele volkerenmoord zou kunnen plaatsvinden. Moses en andere historici die stellen dat er weinig tot geen onderscheid bestaat tussen de Holocaust en gewelddaden die voortkomen uit koloniaal racisme verzuimen volgens Klävers in te gaan op de geschiedenis van het alomaanwezige antisemitisme in Duitsland, dat de voedingsbodem voor de Holocaust vormde. Hij verwerpt het onderzoek van Moses niet omdat het ook nieuwe kennis produceert.

Gruwelijke misdaden wekken niet alleen walging op; op sommige mensen oefenen ze ook een zekere aantrekkingskracht uit.

Ook Stone beschouwt Moses op neutrale wijze. Hij is het op vele punten oneens met de Australiër, maar neemt hem serieus als wetenschapper en waarschuwt dat niet Moses de vijand is, maar radicaal-rechts dat in de hele wereld aan het oprukken is in de reguliere politiek. De wereldwijde politieke situatie is gevaarlijk, aldus Stone. Er is sprake van een revival van het fascisme en we hebben te maken met een klimaatcrisis, grote groepen oorlogsvluchtelingen die een veilig heenkomen zoeken, vreemdelingenhaat en pandemieën. Een giftige combinatie. In alle samenlevingen kunnen populistische groepen tijdens crises het affect mobiliseren dat kan leiden tot genocide, waarschuwt Stone. Hij ziet al voortekenen in de annihilatiefantasieën van de incel-beweging en de ‘anti-woke’-reactie op organisaties die institutioneel racisme bestrijden.

Het onvoltooide verhaal

Hoewel Stone in The Holocaust: An Unfinished History ingaat op vergelijkingen van de Holocaust met andere genocides en de instrumentalisatie van de Jodenvervolging om erkenning voor het eigen leed te krijgen, is zijn boek niet opgezet als een uitgebreide analyse van de Historikerstreit 2.0. Stone, hoogleraar moderne geschiedenis aan de University of London en directeur van het Holocaust Research Institute van diezelfde universiteit, heeft iets anders voor ogen. Hij gaat terug naar de basis en legt heel duidelijk uit wat de Holocaust is op grond van wat bekend is uit oud en nieuw onderzoek. Hij benadrukt dat de Shoah meer is dan een Duitse misdaad; het is een internationale volkerenmoord. Zonder de hulp van bijvoorbeeld de Nederlandse politie, Hongaarse ambtenaren, het Bulgaarse leger, en het stilzwijgen van het Vaticaan was het de Duitsers nooit gelukt om zes miljoen Joden te vermoorden.

Kennis van de symboliek van de Holocaust leidt tot onsmakelijk en ahistorisch toe-eigenen van het leed van de slachtoffers.

Stone polariseert niet, maar waarschuwt wel. Juist de herinneringscultuur, waar ook A. Dirk Moses en Per Leo zich zo tegen verzetten, herbergt volgens hem gevaren. ‘We see that this memory cannot guarantee a turn to universal human rights; it might instead, in a salutary warning for those who promote Holocaust education and commemoration, lead to a ‘“calamatization” of politics’, that’s to say, bitter contests in the public sphere in which genocidal rhetoric might end up perpetuating hatreds rather than overcoming them.’ Hij citeert Abel Herzberg, die in 1946 in Amor fati schreef dat gruwelijkheid besmettelijk is. Gruwelijke misdaden wekken niet alleen walging op; op sommige mensen oefenen ze ook een zekere aantrekkingskracht uit.

De bundels Historiker streiten: Gewalt und Holocaust – die Debatte (Susan Neiman en Michael Wildt) en Ein Verbrechen ohne Namen bieden wel een overzicht van de opvattingen van de voor- en tegenstanders van Moses’ vergelijkingsthese. Ze laten zien hoe complex de discussie over het ontstaan en de betekenis van de Holocaust wetenschappelijk en ideologisch gezien is. In Historiker streiten wordt ook de omgang met de Holocaust en het Duitse koloniale verleden in de voormalige DDR belicht, een dimensie van de geschiedenis die de meeste West-Duitsers onbekend is. Het is jammer dat een bijdrage van Michael Rothberg, auteur van talloze boeken over de meerstemmigheid van de herinneringscultuur, ontbreekt. Hij reageerde in de Berliner Zeitung op Moses en stelde voor herinneringscultuur en geschiedenis van elkaar te onderscheiden. Als die scheiding gemaakt wordt, zou in Duitsland een debat over vergelijkingen met de Holocaust niet steeds als uitkomst hebben dat de vernietiging van de Europese Joden uniek is en dus niet vergeleken mag worden met andere genocides.

Holocausteducatie

Een misdaad zonder naam – ook de titel van de bundel van Friedländer, Frei, Steinbacher en Diner – gaat terug op Churchill die de Duitse massavernietiging al in 1941 ‘a crime without a name’ noemde. Het is in verschillende opzichten een goed gekozen titel. Stone toont overtuigend aan dat er een relativering van de Holocaust plaatsvindt die losstaat van vergelijkingen door historici met andere volkerenmoorden. Kennis van de symboliek van de Holocaust leidt tot onsmakelijk en ahistorisch toe-eigenen van het leed van de slachtoffers.

De achteloze manier waarop CPNB-directeur Eveline Aendekerk Het bittere kruid van Marga Minco afdeed als een roman die het ‘leesplezier’ van jongeren ‘eruit zou rammen’ draagt ook bij aan het relativeren van het belang kennis te nemen van getuigenissen van de overlevenden.

Betekent dat dat de Holocaust minder herdacht moet worden en uit het onderwijs moet verdwijnen? Een gebrek aan Holocausteducatie is ook gevaarlijk. Als we niet langer weten wat de Holocaust was, wordt het in de eenentwintigste eeuw opnieuw een ‘misdaad zonder naam’. In Nederland is kennis van de Holocaust en de herinneringscultuur geen vanzelfsprekendheid. Dat verklaart misschien ook waarom de Nederlandse media nauwelijks aandacht besteed hebben aan het Duitse debat.

De achteloze manier waarop CPNB-directeur Eveline Aendekerk Het bittere kruid van Marga Minco afdeed als een roman die het ‘leesplezier’ van jongeren ‘eruit zou rammen’ draagt ook bij aan het relativeren van het belang kennis te nemen van getuigenissen van de overlevenden. Forum voor Democratie-voorman Thierry Baudet bagatelliseerde de Holocaust in het kader van een debat over het onterechte gebruik van de Jodenster tijdens coronademonstraties in Nederland door op Twitter te spreken van de ‘holocaust’. Door de vernietiging van de Europese Joden tussen aanhalingstekens te plaatsen is het alsof de moord op zes miljoen Joden minder waar is, alsof het om iets gaat dat niet heeft plaatsgevonden, maar simpelweg wordt beweerd. Het vervangen van de hoofdletter door een kleine letter wekt de indruk dat de Holocaust minder belangrijk is. Daarmee rukt de politicus, een gepromoveerde historicus, op naar de kant van de bewuste Holocaustontkenners.

Mensen met gebrek aan kennis of een gebrekkige kennis over de Holocaust kunnen verleid worden te geloven dat de Holocaust niet heeft plaatsgevonden of minder ernstig was dan hun altijd is verteld. En er zijn in Nederland nogal wat mensen die heel weinig van de Holocaust weten. Bijna een kwart van de Nederlanders onder de veertig gelooft dat de Holocaust een mythe is of overdreven wordt, zo blijkt uit een onderzoek van de Claims Conference, een Amerikaanse organisatie die zich inzet voor herstelbetalingen aan Holocaustslachtoffers. 59 procent van de Nederlanders weet niet dat er zes miljoen Joden zijn vermoord. Ook hebben Nederlanders heel weinig kennis over de Jodenvervolging en de kampen in Nederland. Zestig procent van de veertig-minners denkt dat de Holocaust uitsluitend buiten Nederland heeft plaatsgevonden. ‘Dat met die Joden’, antwoordde één van de leerlingen in mijn brugklas (havo/vwo) op mijn vraag of ze wisten wat de Holocaust was. Een klasgenoot vond het heel knap dat Anne Frank zich zonder smartphone met alleen een vulpen wist te vermaken in het Achterhuis. Hij wil graag nog een boek van haar lezen.

De uitgebreide versie van de Holocaust als een internationale, door Duitsland aangejaagde volkerenmoord, inclusief de medewerking van de bevolking van de bezette landen, en aandacht voor het misbruik van de Holocaust voor het eigen slachtofferschap, zoals Stone die schetst in The Holocaust: An Unfinished History, maakt geen deel uit van het Nederlandse onderwijs dat toch al geneigd is het verwerven en verwerken van kennis minder te waarderen dan oefenen met vaardigheden. Na de basisschool hebben veel leerlingen helemaal geen geschiedenis meer. Op veel vmbo-scholen, het grootste onderwijstype in Nederland, is geschiedenis vervangen door het generieke vak ‘mens en maatschappij’, waar geschiedenis, aardrijkskunde en economie worden gecombineerd.Als het Holocaustonderwijs verbeterd wordt, is het goed om na te denken over de verhouding beeld en tekst. Juist boeken als Het bittere kruid, of Kinderjaren van Jona Oberski, Winterijs van Peter van Gestel en Het jongensuur van Andreas Burnier vertellen in sobere taal het verhaal van vervolging, onderduiken en de dood. Ze doen dat op een manier die wellicht minder snel zal leiden tot wat Stone ‘fascist fascination and genocidal fantasy’ noemt dan de lectuur van of het kijken naar verkitschte Holocaustverhalen voor jongeren als Sabel van Suzanne Wouda, De jongen in de gestreepte pyjama van John Boyne of Haar naam was Sarah van Tatiana de Rosnay, die nu vaak in het onderwijs worden ingezet. De romans van Boyne en De Rosnay staan wel op ‘Lezen voor de lijst’, de website die door tachtig procent van de middelbare scholen wordt gebruikt voor het literatuuronderwijs en een canonieke status heeft die vrijwel niemand herkent, maar de dagboeken van Etty Hillesum, Philip Mechanicus en Hanny Michaelis, en Jacques Pressers novelle De nacht der Girondijnen ontbreken. Ook Winterijs van Peter van Gestel is nergens te vinden. Voordat we in Nederland beweren dat Holocausteducatie niet werkt of zelfs gevaarlijk is, zouden we er eerst eens werk van kunnen maken in een doorgaande leerlijn en leeslijn.

Dit essay verscheen in de Nederlandse Boekengids.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *