‘Ik denk dat er niemand is die zich géén zorgen maakt over de ontlezing’. Over pulp, lectuur en jeugdliteratuur

Door Ingrid Glorie – Voertaal, 16 juli 2021

Ingrid Glorie interviewde Marie-José Klaver en Yra van Dijk voor Voertaal over hun spraakmakende artikel in de Nederlandse Boekengids. Over literaire competentie, burgerschap, ontlezing en vooral: over lezen in de school.

Begin juni ontketenden Yra van Dijk, hoogleraar Moderne Nederlandse Letterkunde aan de Universiteit Leiden, en Marie-José Klaver, docent in het voortgezet onderwijs, een bescheiden mediastorm met twee artikelen in de Volkskrant en De Nederlandse Boekengids.

Hierin spraken ze zich uit tegen een leesbevorderingsproject in het middelbaar onderwijs: de Jonge Jury. Bij deze wedstrijd rolt steevast een bepaald type jeugdthriller als winnaar uit de bus. Naast veel bijval kwamen er op hun stukken ook zoveel verontwaardigde reacties, onder meer van auteurs van de thrillers zelf, dat Van Dijk en Klaver er een paar weken later nog eens op terugkwamen via een derde artikel op Neerlandistiek

In onderstaand interview leggen Van Dijk en Klaver desgevraagd nogmaals uit wat ze precies bedoelden. Ook vergelijken ze hún bevindingen met die van Nandi Lessing-Venter en Maritha Snyman in het artikel “Aspekte wat kinders se leesmotivering beïnvloed”, dat in 2017 is verschenen op LitNet Akademies (Opvoedkunde). 

Het artikel op LitNet Akademies gaat specifiek over het lezen van fictie. We hebben het hier dus niet over het begrijpend lezen van zakelijke teksten. Hoe definiëren jullie literaire competentie voor leerlingen in de onderbouw van het voortgezet onderwijs? Wat moet een leerling volgens jullie kennen en kunnen, en met welk doel? 

Marie-José Klaver: Je hebt twee opvattingen van literaire competentie. Een bekende opvatting, hier in Nederland, is die van Theo Witte, zoals uiteengezet in zijn proefschrift Het oog van de meester (2008). Die opvatting is in de praktijk verder uitgewerkt voor Lezen voor de Lijst, een bekende website die door 78 procent van de scholen in Nederland als leidend wordt beschouwd. Witte gaat uit van een opbouw in moeilijkheidsgraad: je begint als lezer met relatief eenvoudige teksten en vervolgens ga je door naar steeds complexere teksten.

Daarnaast heb je een andere opvatting van literaire competentie die net zo interessant is, maar die in Nederland minder bekend is. Maria Nikolajeva, een Zweeds-Russische literatuurwetenschapper die in Cambridge doceert, zegt dat leerlingen – ook jonge leerlingen op de basisschool en in de onderbouw van het voortgezet onderwijs – moeten leren om afstand te nemen van de tekst. In veel teksten voor jongeren worden stijlmiddelen ingezet waardoor de lezer enorm wordt meegesleept. Jongeren moeten leren om te zeggen: stop, nu ga ik zelf nadenken over wat hier staat en over wat deze tekst met mij als lezer probeert te dóen.

Ik denk dat, als je deze twee opvattingen ten aanzien literaire competenties combineert, je in de onderbouw veel kunt bereiken en dat leerlingen ook het literaire lezen in de bovenbouw leuker gaan vinden.  

Leerlingen beschouwen lezen vaak als een verplichte activiteit. Maar als je ze een actueel aanbod voorschotelt dat aansluit bij hun interesses, zal je zien dat ze wél graag lezen. Jongeren krijgen via sociale media van alles mee over het nieuws van de dag, maar vaak op een wat schimmige manier, via korte zinnetjes, video’s en memes. Als je dan in de klas vertelt wat er echt aan de hand is en welke kanten er aan een zaak zitten, dan zijn leerlingen meestal wel geïnteresseerd. Je moet ze niet onderschatten!

In jullie artikelen leggen jullie een verband tussen literatuur en burgerschapsonderwijs. Kunnen jullie dat toelichten? 

Yra van Dijk: Ik ben vijf jaar geleden begonnen om dit aan te kaarten. Sommige mensen hebben moeite met mijn voorstel om literatuur binnen de lessen maatschappijleer of burgerschap te gebruiken, omdat het betekent dat je literatuur dan instrumenteel inzet, voor een ander doel dan het zuiver literaire.

Wat ons betreft is het doel drieledig. Ten eerste is het een manier om – hopen we – meer literatuur de school in te smokkelen, bijvoorbeeld in de les maatschappijleer. Ten tweede denken we dat jongeren gemotiveerder zijn om teksten te lezen die aansluiten bij actuele politieke en morele kwesties. Ze willen nu bijvoorbeeld liever Anton de Koms Wij slaven van Suriname lezen dan Nooit meer slapen van W.F. HermansDeze actuele teksten worden vaak over het hoofd gezien doordat veel docenten lang geleden zijn opgeleid en ze die nieuwe actuele boeken niet goed genoeg kennen. Ten derde denken we dat ook de benadering van teksten vanuit zulke actuele vragen voor leerlingen spannender is. Dat wil zeggen dat we niet meer analyseren om het analyseren, maar dat we actuele onderzoeksvragen stellen aan teksten. Dus wat betekent de Sara Burgerhart in het licht van #metoo? Hoe wordt de aanranding van Sara gerepresenteerd? Hierbij kun je laten zien dat je aan verschillende soorten teksten verschillende soorten vragen kunt stellen. Dat stellen van vragen aan een tekst behoort wel degelijk tot de literaire competentie. En het is iets waarmee je al in de onderbouw en zelfs op de basisschool kunt beginnen. 

Marie-José, kun jij, mede vanuit jouw ervaring als docent in het voortgezet onderwijs, een beeld geven van de ontlezing onder Nederlandse jongeren? 

Ik geef les op een school voor havo en vwo. Er zijn best veel leerlingen die graag lezen. In de onderbouw én in de bovenbouw tref je ook echte veellezers aan, al zeggen leerlingen wel dat ze door huiswerk en toetsen minder tijd hebben om te lezen dan op de basisschool. Er is ook een groep leerlingen die niet gewend is in hun vrije tijd te lezen. Zij hebben over het algemeen een kleinere woordenschat en meer moeite met alle tekstsoorten op school, van de verhalen bij geschiedenis tot en met de vragen bij wiskunde of economie. Het is niet per se zo dat deze leerlingen niet graag lezen, ze zijn het niet gewend. Je kunt deze leerlingen wel enthousiast maken voor een boek, maar het is moeilijker om echte lezers van hen te maken omdat ze niet gewend zijn uit zichzelf een boek te lezen in hun vrije tijd of om boeken uit te kiezen in de openbare bibliotheek, de schoolbibliotheek of een boekwinkel. Een verkeerde keuze kan ze ontmoedigen.

Lees verder bij Voertaal: https://voertaal.nu/yra-van-dijk-en-marie-jose-klaver-pulpboeken-horen-niet-thuis-in-het-onderwijs