De helden in recente Nederlandstalige jeugdboeken handelen in groep, wijken af van de norm en zijn niet langer allemaal wit. Dat is winst, vinden hoogleraar Yra van Dijk en docent Marie-José Klaver. Want hoe goed de klassieke jeugdboeken ook zijn, voor jonge lezers sluiten ze vaak onvoldoende aan bij de lopende debatten in de samenleving.
Marie-José Klaver en Yra van Dijk
Iedere lezer kent ze uit zijn of haar jeugd: de papieren helden waarmee je je vereenzelvigde, op wie je leek – of vooral hoopte te lijken. Die helden wisselen per leeftijd: is het eerst Otje of Pippi Langkous, dan wordt het later bijvoorbeeld Lampje of Harry Potter. Het succes van de laatste is niet toevallig: de jonge tovenaar is het perfecte rolmodel voor tieners. Dapper en avontuurlijk, niet te macho en met een groot rechtvaardigheidsgevoel en een enorme autonomie. Al te braaf is Potter ook niet: hij overtreedt ongeveer alle regels op zijn toverkostschool, soms voor de goede zaak maar soms ook gewoon uit lust voor avontuur.
Net als Roald Dahl deed in zijn verhalen, heeft J.K. Rowling Harry’s ouders al voor het verhaal begint uit de weg geruimd, zodat hij alleen op de wereld is. Hoewel alleen? Hij wordt omringd door vele vadersubstituten. En met zijn twee hartsvrienden (m/v) vormt hij een team: ze hebben een sterke affectieve relatie die kenmerkend is voor de jeugdboeken van nu. Samen kunnen ze de hele wereld aan. Ook Vlo en Stiekel van Gouden Griffel-winnaar Pieter Koolwijk vormen een ijzersterk team. Het piepkleine meisje met piekhaar en toverkracht verslaat moeiteloos de pesters van haar klasgenoot Floris. Het individu als rolmodel heeft plaatsgemaakt voor een groepje helden, of voor een team van een mens en een dier. Rolmodellen in jeugdliteratuur volgen zo de bredere culturele ontwikkeling. Ook in de millennialliteratuur staan relaties centraal, zoals Hans Demeyer en Sven Vitse aantoonden in Affectieve crisis, literair herstel (2020) hun studie over recente Nederlandse romans. En juist in de nieuwste jeugdliteratuur worden affectieve relaties tot stand gebracht, schrijft neerlandicus en docent Nienke Draaisma in een verkennend onderzoek naar een affectieve vakdidactiek binnen het literatuuronderwijs.
Naast deze “relationele” helden zien we ook de “niet aangepaste” helden. Het prachtige IJzerkop (2019) van Jean-Claude van Rijckeghem bijvoorbeeld gaat over een meisje dat ervan droomt als soldaat in het leger van Napoleon te vechten. Verkleed als jongen vervult ze de dienstplicht van de bakkersjongen die geen zin heeft om het leger in te gaan. Het is in de hedendaagse jeugdliteratuur dus niet meer vanzelfsprekend dat alleen jongens zich verder ontwikkelen en meisjes juist ‘krimpen’ in de loop van een verhaal, zoals het in archetypische verhalen vaak gaat.
Een derde tendens is diversiteit: niet meer alle helden in de Nederlandse jeugdliteratuur zijn wit. En spannende verhalen spelen zich ook af in Suriname (Het werkstuk van Simon van der Geest, 2019) of Curaçao (De duik van Sjoerd Kuyper, 2015). Hoe werken deze nieuwe rolmodellen? Net als Harry Potter, of worden ze topzwaar door een emancipatoire of culturele boodschap? Rolmodellen riskeren al snel saai te worden als ze een voorspelbare moraal uitdragen. Hoe blijven de “voorbeeldige” personages toch kinderen van vlees en bloed?
Lees verder bij de lage landen: https://www.de-lage-landen.com/article/jonge-lezers-hebben-nieuwe-helden-nodig-rolmodellen-in-de-nederlandstalige-jeugdliteratuur/